Conformiteit

Waarom hebben we conformiteitsregels? 

De Europese netcode voor de aansluiting van verbruikers (DCC) en de Europese netcode betreffende de eisen voor de aansluiting van elektriciteitsproducenten op het net (RfG) bepalen dat netbeheerders de algemene implementatievereisten ter goedkeuring moeten voorleggen aan de bevoegde regelgevende instantie. 

In dit kader heeft Elia de algemene vereisten ingediend die van toepassing zijn op verbruiksinstallaties, producenten en batterijen. 

Deze algemene vereisten zijn op regionaal niveau gepubliceerd en goedgekeurd. Op federaal niveau zijn ze expliciet opgenomen in het Federaal Technisch Reglement. 

Deze richtlijnen zijn gespecificeerd voor verschillende types assets:

• SPM = Storage Park Module (niet-synchroon opslagpark)
• PPM = Power Park Module (niet-synchroon generatiepark)
• PGM = Power Generating Module (elektriciteitsproductie-eenheid) 
• SPGM = Synchronous Power-Generating Modules (synchrone elektriciteitsproductie-eenheden)

Hoe zijn de conformiteitsregels gestructureerd?

Het conformiteitsproces bestaat uit drie stappen: 

1. EON = Energisation Operational Notification (of inschakelbedrijfsvoeringsnotificatie), inschakeling van het interne net via de netaansluiting.
2. ION = Interim Operational Notification (of voorlopige bedrijfsvoeringsnotificatie), toelating om de productie-eenheid, opslageenheid of verbruiksinstallatie gedurende een beperkte periode (max. 24 maanden) te exploiteren, terwijl de eventuele conformiteitsproblemen aangepakt worden.
3. FON = Final Operational Notification (of definitieve bedrijfsvoeringsnotificatie), de productie-eenheid, opslageenheid of verbruiksinstallatie wordt beschouwd als volledig conform en mag zonder beperkingen worden geëxploiteerd. 

Er zijn verschillende types elektrische installaties waarmee rekening moet worden gehouden:

Voor elektriciteitsproductie-eenheden (PGM’s): 

• Type A: productie-eenheden met een aansluitpunt lager dan 110 kV en een maximaal vermogen tussen 0,8 kW en 1 MW
• Type B: productie-eenheden met een aansluitpunt lager dan 110 kV en een maximaal vermogen tussen 1 MW en 25 MW
• Type C: productie-eenheden met een aansluitpunt lager dan 110 kV en een maximaal vermogen tussen 25 MW en 75 MW
• Type D: productie-eenheden met een aansluitpunt van 110 kV of hoger. Ook productie- en opslageenheden met een aansluitpunt lager dan 110 kV en een vermogen boven 75 MW vallen onder Type D.

Voor niet-synchrone opslagparken (SPM’s): 

• Type A: niet-synchrone opslagparken met een geïnstalleerd maximaal vermogen tussen 0,8 kW en 1 MW
• Type B: niet-synchrone opslagparken met een geïnstalleerd maximaal vermogen tussen 1 MW en 25 MW
• Type C: niet-synchrone opslagparken met een geïnstalleerd maximaal vermogen tussen 25 MW en 75 MW
• Type D: niet-synchrone opslagparken met een geïnstalleerd maximaal vermogen boven 75 MW

Voor laadinstallaties gelden overal dezelfde eisen, ongeacht het vermogen van de installatie of het spanningsniveau van de aansluiting. 

Welk proces moet worden gevolgd om conform te zijn?

Het proces om een definitieve bedrijfsvoeringsnotificatie (FON) te verkrijgen, hangt af van het type productie- of opslageenheid en wordt beschreven in het onderstaande schema.

Welke documenten moet u aanleveren?

Er is een checklist beschikbaar afhankelijk van het type elektrische installatie dat u wilt aansluiten. U ontvangt deze bij de detailstudie of bij de brief over een kleine wijziging in uw project.

Wilt u meer weten over dit proces en de geldende wetgeving?

Alle relevante documenten vindt u op deze pagina